Ging naar de apotheker om wat motilium te halen. Had wat last van brandend maagzuur na een privé-chocolat-orgie. De vrouw vertelde dat ik ook het witproduct kon kopen en dat dat veel goedkoper was. Ze kwam terug met een doosje domperidom. Dat vond ik zo’n leuke naam dat ik spontaan een kabouterdansje deed, al zingend ‘domperidompompom domperidompompom’. Het dansje duurde zeker zo’n 20 seconden. Toen ik de vrouw terug aankeek na twee pirouetjes, trok ze een bek alsof ze net een breedbekkikker had ingeslikt. Hoe chagrijnig kan een mens kijken? Ik las haar gezicht; ‘welke medicijnen zou ik dit fenomeen acuut moeten toedienen uit respect voor de openbare orde?’
Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de mondhoeken van deze vrouw nog voor het einde van het jaar een opwaartse beweging zullen maken.
Ze komt al sinds augustus. Ze is ’t type dat sociaal wat onhandig is. Ik vermoed dat ze veel gepest is in haar leven. Toch heeft ze een vrolijkheid en een houding van; ‘’t maakt me niet uit’. Ik ben zeker dat het haar wel uitmaakt, maar dit is de manier waarop ze ermee dealt. Ze volgt bij mij groepslessen. Ze zingt regelmatig naast de toon, maar trekt zich daar niks van aan. Door de maanden heen ben ik haar meer en meer gaan waarderen. Altijd goed gehumeurd. Eerlijk. Vriendelijk. Open. Ze zong gisteravond een heel persoonlijk nummer van Krezip. ‘I would Stay’. We hadden eerst technisch aan het nummer gewerkt. Toen vroeg ik haar waar het over ging. ‘Goh, daar heb ik nog nooit over nagedacht’ zei ze. ‘Lees de tekst eens door’ vroeg ik. En samen ontleedden we de tekst. ‘Ah, het gaat over onzekerheid’ zei ze. Ik vroeg haar of ze zich daarin kon herkennen. ’t Werd akelig stil. ‘Ja’ kwam er na een tijdje van heel diep. Ik vroeg haar voor wie ze ’t nummer zou willen zingen. Opnieuw die stilte. De stilte van iemand die naar binnen kijkt. Het bleef lang stil, een prachtige stilte, en toen zei ze; ‘voor degene die ik zou willen zijn’. Iets in mij was aan het juichen. Wat een prachtig antwoord. Dat vind ik ’t leuke aan deze dame. Ze is veel slimmer dan ze laat blijken.
Ik vroeg haar of ze het nummer nog eens wilde zingen, maar dan met die betekenis. Daar ging ze. Ogen wijd open. Zo levend, zo gevuld met emotie. Wij zaten tegen ’t behang geplakt. Heel de ruimte zinderde van de diepte. Het was haar ziel die zong. Zo echt, zo diep, zo raak. Dikke tranen stroomden over haar wangen. Ik hield een oogje in ’t zeil of ’t wel goed met haar ging, maar ik had er vertrouwen in. Ze zong door. Toen ze klaar was met zingen volgde er een verpletterende stilte. De schade die haar lied had aangericht. Daarna volgde een collectief gezucht en daarna vlogen de superlatieven door de ruimte. Het was een moment dat de tijd bleef stilstaan. Zo diep, zo echt, zo eerlijk. Ik vroeg haar hoe ze zich voelde. ‘Dat lucht lekker op’ zei ze nuchter, waarop wij schaterlachten.
Er was nog tijd over. ‘Wat wil je doen? Doorgaan of is dit genoeg?’ ‘Nou, ik wil nog wel een nummertje zingen’. Toen zong ze Natalia, met een stralende glimlach op haar gezicht.
Mensen zijn nooit wie ze lijken. Wie de moeite doet om verder te kijken ontdekt af en toe een parel.
Waarom moet alles piepen, flikkeren of aandacht vragen? Maakt niet uit wat voor apparaat je koopt; ’t moet licht geven. Knipperen. Zeuren. Apparaten moeten prikkelen. Geven je bevestiging van de kleinste handeling.
Onlangs een nieuwe handset gekocht. Ik heb een vaste lijn. Op ’t schermpje staat een vis. Ik ken die vis niet. Ik weet niet wat voor soort vis ’t is. Waarschijnlijk zo eentje die met uitsterven bedreigd wordt door de verkoop van teveel handsets. Dag en nacht zwemt er nu een vis door m’n huis. En ik weet niet waarom. Ik moet heel die handleiding uitpluizen hoe ik die vis kan vangen. Het is gelukt, na een hoop gedoe.
Dan bleek dat ik de straling van die handset uit kan zetten. Want dat ding giert normaal gezien 24 uur per dag straling door je huis. Ook als je ‘m niet gebruikt. Nu straalt hij enkel nog als ik bel, en zo lang bel ik niet. Ik heb de afgelopen jaren zelfs geleerd mijn moeder binnen ’t kwartier af te ronden. Dat lukt niemand in de familie. Maar er is nog altijd één flikkerend lampje. Een rood lichtje dat knippert. Om mij eraan te herinneren dat ie aan ’t opladen is. Hij staat in de oplader. Flikker op!
Ik probeer mijn huis te vrijwaren van technische opdringerigheid. Geen geknipper, gepiep, gestraal of gedoe in mijn huis. ’t Is hard werken. Bij ieder apparaat dat mijn huis binnenkomt moet ik een ware veldslag leveren om het te ont – onzinnen.
Ik probeer mijn zintuigen scherp te houden voor wat echt belangrijk is.
De rest van de tijd geef ik hen vakantie.
10 Jaar geleden heeft Carl de Aarde verlaten. Hij was toen mijn beste vriend. Na een onbeschrijfelijk moedig en prachtig ziektebed kon hij gelukkig euthanasie laten plegen. Op zo’n waardige en prachtige manier. Omringd door zijn vrienden. Vrolijk. Ons recht aankijkend. In Vrede.
Er zijn niet veel dagen dat ik niet aan hem denk. Carl was degene die mij begreep zonder dat er woorden nodig waren. Die mij in de armen nam op het moment dat alles mis leek te gaan. Toen ik, in het eerste jaar na zijn dood, af en toe stikte in ’t verdriet om zijn afwezigheid, kwam hij op een avond in een droom naar me toe. Hij zei dat ik moest stoppen met huilen. Dat heb ik ook gedaan.
Hij heeft één van de mooiste voorstellingen gemaakt die ik ooit in m’n leven gezien heb. Hij was de coach van mijn vijfde onemanshow ‘In het Hol van de Leeuw’.
In 2019 komt een nieuwe cd van mij uit. Ik ben trots om te zeggen dat daarop een nummer staat dat ik voor hem geschreven heb.
Lieve Carl, I love you.
Er zijn zo van die magische avonden… We liepen door Brussel, over de kop van de prachtige Mont des Arts. De kerk, die de kroon is van deze kunstberg, was open. Op dat moment was er een Bach-cantate bezig. Prrrachtig! We konden gewoon binnen. Een schitterend verlichte kerk, akoestisch orkest met zangers, alles even mooi. Wij lieten ons masseren door de klanken. In het midden van het gangpad was een oude vrouw, duidelijk een zwerfster, die, stapje voor stapje, dichter naar het altaar liep. Het was zo fascinerend om te zien. Die hemelse kerk, die mooi opgeklede mensen, en dan die zwerfster, als enig bewegend element in die kerk. Ik kon m’n ogen niet van haar afhouden.
Toen kwam iemand naar haar toe die haar wilde bewegen terug te keren. Met heel m’n wezen dacht ik; ‘nee, laat haar doen’. Ze liet zich niet van haar stuk brengen. In één hand had ze een enorme tas. Met de andere dirigeerde ze de maat voor het orkest. Het was zo… echt!
Rechts was er een man in een houten prieeltje in een houding die me deed denken aan ‘le Penseur’ van Rodin. Soms lijken mensen in het alledaagse leven neergezet door een fantastische choreograaf. Dit was zo’n moment. De vrouw schuifelde naar voren. Eén stapje per tien seconden. Op een gegeven moment kwam er een bebaarde man die haar wilde bewegen terug naar achter te gaan. ‘Nee!’ dacht ik weer, ‘blijf er van af!’ Hij pakte haar bij haar arm, waarop ze heel agressief werd (maar gelukkig niet ging roepen). De man bleef maar tegen haar praten. En opnieuw de klucht met de arm. Ze liet zich niet van de wijs brengen. De man ging zitten, verslagen en verdwaasd. ‘Dit was nuttig hè, kerel’ dacht ik. Ondertussen was ‘le Penseur’ in slaap gevallen. Onder het wakend oog van de engelen. De vrouw was nog maar 5 meter van het orkest verwijderd toen het koor ging zingen. Zo vol, zo statig, zo majestueus.
En zij dirigeerde
Maandag ging ik naar een plastisch chirurg. Ik had een vetknobbeltje in m’n rug. Hij kwam binnen, keek naar m’n ogen, en zei; ‘ah, ik zie ’t al, hier zeker, hè?’
De man dacht dat ik voor een ooglidcorrectie kwam.
Ik ben nog nooit zo beledigd geweest.
Gisteren is Antwerpen officieel de grootste kutstad van Vlaanderen geworden. Ondanks Curieuzeneuzen, Schild en Vrienden, klimaatrapporten blijft men in Antwerpen denken dat NVA de beste keuze is. Vroeger kon je nog zeggen dat de mensen hier niet beter weten. Nu kan je zeggen; mensen kiezen zelf de ellende die ze inademen. Antwerpen is al de meest conservatieve, vervuilde stad van Vlaanderen. Nu ook nog eens de meest achterlijke.
Hoe noem je de ziekte waar sommige Antwerpenaren aan lijden? Gevoelsarmoede? Ontkenning? Plank voor je kop? Negativisme? Wat is toch die merwaardige verslaving aan fijnstof en auto’s? Antwerpen is als een junk die na 2 jaar in de afkickkliniek weer terug naar z’n dealer gaat en van voren af aan begint.
Tel de score van NVA in Antwerpen op bij die van ’t Vlaams Belang en je ziet dat 46 % van je mede-stadgenoten op extreem rechtse, nationalistische partijen stemmen. Als je daar de stemmen van de allochtone Antwerpenaar afhaalt weet je dat ’t merendeel van de blanke Antwerpenaar ‘angst’ als levensmotto heeft en zichzelf wentelt in een negatief maatschappijbeeld. Wat doe ik hier nog?
Wat moet ik nog in deze Vlaamse beerput? Ik ben hier klaar. Ik wil hier niet meer wonen. Ik heb ’t hier he-le-maal gehad! Weer zes jaar naar die vre-se-lijke tronie van dat mannetje te moeten kijken.
Ik denk dat ik mag zeggen dat ik behoorlijk hard m’n best heb gedaan om hier ’t tij te keren. Maar ’t is als praten tegen een aap die doof is.
Bart De Wever meeste voorkeursstemmen. Op de 2e plaats; Filip Dewinter. Echt waar? Kutstad!
Geacht Antwerpen, u maakt me misselijk. Geachte kiezers van Antwerpen; u doet me kotsen.
GEEN TOEKOMST IN DEZE KUTSTAD!!!!
Gisteren fietste ik in een roes van tevredenheid over de Antwerpse singel. Er zijn van die dagen dat alles in ’t leven op z’n plaats valt. Dit was er zo één. Vanuit mijn ooghoeken zag ik een koffiebekertje in de berm vallen. En 2 meter verder de jongen die ’t er vermoedelijk in gesmeten had. ‘Hé’, riep ik. Hij keek om. ‘Is dat uw bekerke?’ ‘Joa’, zei hij, ‘en dan?’ Ik raapte het bekerke op. ‘Kunt ge dat misschien in de vuilbak smijten?’ ‘Nee, dat vind ik niet nodig’, zei hij. Ik zei; ‘okee, maar dan moet je ook niet klagen over luchtkwaliteit en milieuvervuiling’ zei ik. ‘Doe ik ook nooit’, zei die nonchalant. ‘Awel, dan zal ik ’t voor u in de vuilbak smijten hè, gelijk een klein kindje’.
En ik fietste door. Toen ik zo’n 50 meter verder was hoorde ik hem roepen; ‘ik hak uw kop eraf!’ Dat leek mij niet echt nodig voor een bekertje koffie. Vroeger zou ik omgedraaid zijn en hem de huid vol gescholden hebben. Sinds 7 jaar bedank ik voor dit soort kleine oorlogjes. Ik heb geen hekel aan die jongen, ik haat hem niet. Misschien, in een andere setting zouden we een leuk klapke kunnen doen. Ik erger me alleen aan het bekertje koffie dat hij weggooit.
‘Amore!’ riep ik, en fietste vrolijk verder. M’n benen trilden wel, dat moet ik zeggen. Maar ik was voldaan. Ik was opgekomen voor waar ik in geloof en ben respectvol gebleven. Hier laat ik ’t los. Jihoe! Amore!